Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
capriool - (bokkensprong, gekke streek)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamcapriool zn. ‘bokkensprong, gekke streek’ EWN: capriool zn. 'bokkensprong, gekke streek' (z.j.) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpencapriool [bokkensprong] {1624} < frans cabriole, capriole [idem] < italiaans capri(u)ola [reegeit, bokkensprong], van capra [geit] < latijn capra [idem] → keper. P.H. Schröder (1980), Van Aalmoes tot Zwijntjesjager, Baarnkapriolen Het Italiaanse woord capro betekent: bok. Onder capriola verstaat men in die taal letterlijk: bokkesprong. Wij hebben dat woord overgenomen en gebruiken het tegenwoordig alleen in het meervoud in de zegswijze: kapriolen maken, zowel letterlijk, bijvoorbeeld van kalveren in de wei, als figuurlijk. Dan bedoelen wij er hetzelfde mee als met de uitdrukking: kromme sprongen maken, dat wil zeggen: zich alle mogelijke moeite geven om zich uit de moeilijkheden te werken. Het Frans kent cabriolet voor een licht rijtuigje met één paard bespannen, waarschijnlijk om de bewegingen die zo’n wagentje maakte. Het enkelvoud kapriool of cabriool werd vroeger gebruikt voor wat wij nu een kuitenflikker noemen, maar ook voor een dans in het algemeen. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkapriool znw. v. ‘bokkesprong’ < fra. cabriole of ital. capriola < lat. capreolus ‘wilde geit, reebok’. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkapriool v., gelijk Fr. cabriole, uit It. capriola = geitesprong, van It., Lat. capra = geit: z. keper. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwollekabberjoel, zn.: bokkensprong, rare streek, uitvlucht. Met verzachting p/b en metathesis uit capriool < Fr. capriole < cabriole < It. capriola. F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwollecabriool, zn.: luchtsprong, bokkensprong, capriool. Fr. cabriole, later capriole < It. capriola ‘reegeit, bokkensprong, kuitenflikker’, capriolo ‘reebok’. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschkaperjol s.nw. (dikw. in die mv. kaperjolle) Selde ook kapriol. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunskaperjol: – kapriol – (Afr. sprt. vermy gew. verbg. ioe, vgl. o.a. swetterjoel en vitterjoel teenoor swetrioel en vitrioel), meest. mv., “vrolike bewegings”; Ndl. cabriool/capriool/kapriool (Mnl. caprioel nog in bet. “bokkie”) in huidige bet. blb. sedert l7e eeu, vgl. ook Eng. capriole, verk. tot caper(s), die Ndl. vorme m. inl. b wsk. via Fr. cabriole (Prov. dial.) en dié m. inl. p via It. capriola, dim. v. capra, vr. v. Lat. caper, “bok”, eint. “bokkesprong(e)”. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekcapriool (Frans capriole)
Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamcapriool bokkensprong 1624 [WNT] <Frans Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1085. Capriolen maken,d.w.z. bokkesprongen, kattesprongen (18de eeuw), kluchtige bewegingen maken; 17de eeuw: een bepaalden dans, een kuitenflikker maken; ook wel cabriolen genoemd (fr. cabriole), eene afleiding van het ital. capriola, bokkesprong. Bij Vondel I, 179, vs. 10: Die maeckten meen'gen spronck en luchte kabriol; De Brune, Wetst. I, 197: Eenige woeste capriolen en geitesprongen; Sewel, 378; Halma II, 108: Cabriole, kruldans, krulsprong, een losse sprong in 't danssen; Ndl. Wdb. III, 1966. In Kl. Brab. cambriolen maken; Antw. Idiot. 1626: cabriolen maken, van zijnen neus maken, beslag maken; fr. faire des cabrioles; hd. Kapriolen machen (17de eeuw Kapriolen schneiden Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |