Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
fort - (de uitdrukking dat is zijn fort niet)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenfort2 de uitdrukking dat is zijn fort niet [daarin munt hij niet uit] {1871} gaat terug op frans fort [sterkste kant] (vgl. fort1). Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen580. In zijn fort zijn,d.w.z. in zijn kracht zijn, in zijn element zijn. Het znw. fort is hier het fr. fort in den zin van kracht, datgene, waarin men uitmunt, wat men goed verstaat; vgl. fr. la philosophie est son fort; ndl. dat is mijn fort (niet), daar ben ik (niet) sterk in, daar weet ik (niet) veel van. In het Fransch is être dans son fort onbekend; we zullen dus in onze uitdr. wel een voorbeeld moeten zien van pseudo-fransch, evenals in chapeau-bas spelen (fr. faire des courbettes), iemand à faire nemen (contaminatie van faire son affaire à qqn en iemand onder handen nemen), een kaartje pousseeren (fr. déposer sa carte), rendez-vous spelen (fr. rendre le coeur) en dergelijke Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |