Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kantelen - ((doen) omkeren)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamkantelen ww. ‘(doen) omkeren’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkantelen [omkeren] {1782} een iteratief met de betekenis ‘telkens op zijn kant zetten’, vgl. kant en kenteren. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkantelen ww., eerst na Kiliaen, is een iteratief met de bet. ‘telkens op zijn kant zetten’. — Zie: kant 1, kanten 1 en kenteren. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkantelen ww., nog niet bij Kil. Van kant I. = oostfri. kanteln, -ern (kentern), fri. kantelje “kantelen”. Zie kenteren. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamkinteren (O, DB), ww.: kantelen, kenteren. Afl. van kant ‘zijde’, eig. ‘over zijn kant gaan’. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015kantelen ‘omkeren’ -> Russisch kantovát' ‘omkeren; (Bargoens) zich in een strafinrichting aan werk onttrekken’; Papiaments kènter (ouder: kentel) ‘omkeren’; Sranantongo kanti ‘omkeren’; Saramakkaans kándi ‘omkeren, gaan liggen’ <via Sranantongo>. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamkantelen omkeren 1782 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |