Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kokker - (iets groots, grote neus)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkokker*, kokkerd [iets groots, grote neus] {ca. 1700 als scheldwoord} oudnoors kǫkkr [bal]; buiten het germ. grieks gongulos [rond]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkokker znw. m., zou eigenlijk ‘kokosnoot’ betekenen, vgl. ouder kookermoot en eng. coker, cokernut (A. Kluyver Ts. 11, 1892, 24). — Maar er is ook aanleiding aan een inheems woord te denken, dat met -kk- naast koker staat. Een germ. *kukka ‘rond voorwerp’ laat zich vergelijken met on. kǫkkr ‘bal’ (< *kankur), dat men verder verbindt met gr. góggros ‘uitwas, knoest’, goggulós ‘rond’, lit. gùnga ‘bochel, bal’ (IEW 379). — Zie ook: kink. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkokker(d) znw. Oorspr. bet. “kokosnoot”: vgl. kookernoot, door Rumphius voor W.-Indië opgegeven, en dgl. eng. vormen (coker, cokernut), benevens het mv. cocken bij Linschoten. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkokker, kokkerd m., verkort uit kookernoot, dat gelijk Hgd. kockernusz en Eng. cokernut (ook verkort tot coker), vervormd is uit kokosnoot. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |