Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
ouderwets - (uit de tijd)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamouderwets bn. ‘uit de tijd’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenouderwets* [zoals vroeger gebruikelijk] {1695} uit oudewets {1622} is van de oude wet, mogelijk het Oude Testament. P.H. Schröder (1980), Van Aalmoes tot Zwijntjesjager, Baarnouderwets Oudtijds schreef men veelal niet: ouderwets, maar: oudewets, dus zonder r. Die vorm brengt ons op het spoor van de oorsprong van het woord. Het is een bijvoeglijk naamwoord van: oude wet. De r is er later ingevoegd, doordat men dacht met een vergrotende trap te maken te hebben. Dat wij onder ‘de oude wet’ te verstaan hebben: het Oude Testament, is duidelijk. Iemand van de oude wet is een degelijk, rechtschapen mens, iemand van de oude stempel, van de oude stijl (tijdrekening). Hooft noemt zijn vader: ‘een man van de oude wet, effen en goedt’. Aanvankelijk betekent ouderwets alleen: uit de oude tijd dagtekenend, in vroeger tijd vervaardigd en het woord werd in gunstige zin gebezigd. Men sprak van deftige, ouderwetse huizen, de ouderwetse Romeinen enzovoorts. Nu gebruikt men het voor: uit de tijd, verouderd, uit de mode. Maar toch spreken we nog van een ouderwetse winter. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenouderwets bnw., nog niet bij Kiliaen, en in ouder nnl. gewoonlijk oudewets ‘tot de oude wet behorend’, vgl. van de oude wet, waarbij men kan denken aan het Oude Testament. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagouderwetsch bnw., ouder-nnl. gew. oudewetsch (zoo nog dial.), nog niet bij Kil. In dezelfde bet. oudnnl. van de oude wet, wellicht = “van het Oude Testament”, overdrachtelijk gebruikt. Mutatis mutandis geldt van nieuwerwets hetzelfde. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtawwerwèts (bn.) ouderwets; Nuinederlands oudewets(ch) <1635>. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschouderwets b.nw. J. du P. Scholtz (1961), Afrikaanse woorde en uitdrukkinge - eiegoed of erfgoed?, uitgegee deur Edith H. Raidt, in: Tydskrif vir Geesteswetenskappe, pp. 235-290Ouderwets bnw. bw. vroegwys: ’n Ouderwetse kind. – Ter Laan 665: “Ṑlderwets, vroegwijs... Dat kiend is veul te ṑllerwets.” Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015ouderwets ‘zoals vroeger gebruikelijk’ -> Zuid-Afrikaans-Engels ouderwetse ‘zoals vroeger gebruikelijk’ <via Afrikaans>. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamouderwets* zoals vroeger gebruikelijk 1635 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |