Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
dolik - (soort raaigras (Lolium temulentum))Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamdolik zn. ‘soort raaigras (Lolium temulentum)’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpendolik* [soort van raaigras] {dolik, dol(e)ke 1305} afgeleid van dol1 (vanwege de verdovende eigenschappen), vgl. hoogduits Tollhafer [dolik]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidendolik znw. v. ‘lolium temulentum’, sedert Kiliaen die dolck noemt. Het woord is afgeleid van dol 2 wegens zijn verdovende eigenschappen. Ablautend staan daarnaast nnd. (pruisisch) dwelk, dwalch ‘onkruid in rogge’, maar ook twelk, twalch, hess. zwilch ‘onkruid in haver’, waaraan Kiliaen twalch, twalck beantwoordt. — Wegens zijn eigenschappen heet de plant in het nhd. tollhafer, schwindelhafer en zw. dial. svimmel. — Zie ook: raaigras. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagdolik znw. “lolium temulentum”, dial. ook de naam van andere planten, sedert Kil.: “dolck. Fland. Lolium, gith”. Een afl. van dol II met hetzelfde suffix als dravik, deuvik enz., dus: “dolkruid, verdoovend, bedwelmend kruid”. Identische vormen in ’t Md. en Ndd. Vgl. voor de bet. ook o.a. duitsch tollhafer, schwindelhafer m., zw. dial. svimmel en fr. ivraie “lolium perenne”. Vgl. nog met ablaut ndd. (pruis.) dwelk, dwalch “onkruid in rogge”, waarnaast met opvallenden anlaut twelk, twalch “id.”, hess. zwilch “onkruid in haver”, Kil. “twalch, twalck. Ger. Sax. Sicamb. Lolium”. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentdolik v., + Ndd. dolik, met suff. -ik van dol 1, dus het bedwelmende kruid; dezelfde bet. heeft dol als eerste lid in samengestelde kruidnamen; vergel. in Hgd. tollbere, -kirsche, -kraut, enz. en Fr. ivraie van ivre. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsdolik [+]: vlgs. WAT dies. as drabok (q.v.); Ndl. dolik (by Kil dolck), hou verb. m. dol, “mal”, n.a.v. bedwelmende eienskap v. d. kruid, en het dies. suf. as Ndl. dravik, maar dolik so min bek. dat dit in Afr. wdb. gew. ontbreek. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |