Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
klieven - (doen splijten)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamklieven ww. ‘doen splijten’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenklieven* [splijten] {clieven 1290} oudsaksisch klioƀan, oudhoogduits klioban (hoogduits klieben), oudengels cleofan (engels to cleave), oudnoors kljúfa; buiten het germ. latijn glubere [uitkleden, eig.: afschillen], grieks gluphein [kerven] (vgl. kloven, kluiven). J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenklieven ww., mnl. clieven (sterk ww.) ‘splijten’, vgl. nog dial. Antw. st. ww. klieven, os. klioƀan, ohd. chlioban (nhd. klieben), oe. cleofan, on. kljūfa. — lat. glūbō ‘schillen’, gr. glúphō ‘graveren’ (IEW 401). — Zie verder: kloof, kloven, kluif. — > fra. cliver ‘diamant splijten’ (sedert 1723, vgl. Valkhoff 94). N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagklieven ww., mnl. clieven (sterk ww.) “splijten” (ook intrans.). Klieven st. ww. “splijten” is nog dial. (Antw.). = ohd. chlioban (nhd. klieben), os. klioƀan, ags. clêofan (eng. to cleave), on. kljûfa “splijten”. Vgl. kloof, kloven, kluif. Klieven = lat. glûbo “ik schil af, vil, beroof”. Met ablaut gr. glúphō “ik hol uit, graveer”. De verdere combinatie met lit. gwalbýti “heimelijk nemen, wegsleepen” en verder met lit. gwaldýti, glaudýti “ uitschillen” (bases gwold-, gwḷd-, glud- en gwolbh-, gwḷbh-, glubh-) is onzeker, evenzoo die met russ. dial. glybókij, glýbkij “diep”, een ook westslav. woordgroep, welker verhouding tot obg. gląbokŭ “id.” (glu-m-bh-?) en ksl. glĭbokŭ “id.” helaas duister is. Vgl. gleuf. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentklieven o.w., Mnl. clieven, Os. klioƀan + Ohd. klioban (Mhd. en Nhd. klieben), Ags. cléofan (Eng. to cleave), On. kljúfa (Zw. klyfva, De. kløve) + Gr. glúphein = hol maken, beeldhouwen, Lat. glubere = schillen. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendKlieven, van den Germ. wt. klub: met een scherp werktuig bewerken; splijten. Verwant zijn: klooven en kluiven. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015klieven ‘splijten’ -> Frans cliver ‘(een diamant) splijten; een geheel in delen verdelen (fig.)’; Italiaans clivaggio ‘diamant splijten’ <via Frans>; Portugees clivar ‘diamant splijten’ <via Frans>; Esperanto klivi ‘metaal of steen splijten volgens natuurlijke breukvlakken’ <via Frans>. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamklieven* splijten 1290 [CG II1 En.Codex] Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.gleubh- ‘schneiden, klieben, schnitzen, abschälen’
Gr. γλύφω ‘schnitze aus, meißle aus, graviere’, γλυφίς, -ίδος f. ‘Kerbe’; WP. I 661, WH. 1 610 f. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |