Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
rijp - (voetpad van stenen)Etymologische (standaard)werken
J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenrijp 3 znw. v., ‘voetpad van stenen’, gewestel. zoals Gron. Drente, Overijsel rīpe, riep, oostfri. rīpe, rīp ‘voetpad van kleine stenen’ ook ‘oeverkant’, mhd. rīf ‘oever’, on. rīp v. rīpr m. ‘steile rotsklip’. Daarmee zullen wel plaatsnamen samenhangen als nnl. De Rijp, Dronrijp, nhd. Reif ‘berg ten N. van Praag’. — Men kan deze woorden plaatsen naast de groep van rif 3, waartoe ook lat. ripa ‘steile oeverrand’ behoort (IEW 858). — Afl. van ripa is met het oog op de grote verbreiding van het germ. woord niet aannemelijk; eerder moet men denken aan verscherping van ƒ > p(p). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haagriep stenen voetpad (Noordoost-Nederland). = plaatsnaam (De) Rijp = oostfri. rīpe ‘oeverrand, stenen voetpad’, mhgd. rīf ‘oever’, ono. rīp of rīpr ‘steile rotsklip’. Geen ontlening aan lat. ripa ‘oever’, gezien de verre verbreiding. Wèl evenals dat woord van dezelfde i.e. basis die in IEW als rei ‘scheuren’ aangeduid is, maar met een b-uitbreiding. Ook bij nl. reep komt naast i.e. *roibo: *reipo voor. Thematische woordenboeken
G. van Berkel & K. Samplonius (2018), Nederlandse plaatsnamen verklaardrijp 'strook land, waterkant, rand, oever' Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015rijp ‘(verouderd) oever, kant, marge’ -> Duits dialect Riep ‘groep boerderijen die bij de beek of wetering staan’. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |